Japie
Ik weet in Gelderland een boerderijtje tussen 't hooi (Tussen 't hooi)
Daar woont me toch zo'n lekker boerenmeidje, wat is ze mooi (Wat is ze
mooi)
Ze houdt van popmuziek en autorijen, en nog veel meer (En nog veel meer)
Maar toch; ze houdt het meeste nog van vrijen, en in de schuur (Roept zij
steeds weer)
refr.:
Japie, Japie, pak me nog een keer
Japie, Japie, doe 't nog een keer
Ik zou met jou wel willen vrijen, heel de nacht tot morgen vroeg
Want van lekker vrijen krijg je immers nooit genoeg
refr.
Haar pa die heeft een stier, een stevig knapie, die mag er zijn (Die mag
er zijn)
Die stier, die heet ook heel toevallig Japie, en da's geen gein (En da's
geen gein)
En loopt die stier daar tussen al die koeien, 't is te gek (Als je dat
ziet)
Dan staan die koeien om 't hardst te loeien, je gelooft 't niet (Als je
dat ziet)
refr.(3x)