man/vrouw
Hij is bang voor haar
Zij is bang voor hem
Hij is banger voor haar
Wanneer hij denkt
Dat zij denkt
Dat hij bang voor haar is
Zij is banger voor hem
Wanneer zij denkt
Dat hij denkt
Dat zij bang voor hem is
Aangezien hij bang is
Dat zij zal denken
Dat hij bang voor haar is
Doet hij
Alsof hij niet bang voor haar is
Aangezien zij bang is
Dat hij zal denken
Dat zij bang voor hem is
Doet zij
Alsof zij niet bang voor hem is
Zo maakt hij haar banger
En zij hem
Door niet bang te zijn voor elkaar