Stille Dromers in De Stad
Ze zitten aan de bar in kleine kroegen
Zien verloren liefdes onderin hun glas
Verdoven hun malend ongenoegen
Over het leven dat ooit heel anders was
Het gloeien van de nacht, die rock and roll
Van de benauwenis bevrijd
Die lekkere, vuile grijns weer voelen, zijn met hoe het is
Een grom in de verworpenheid
Stille dromers in de stad
Het is van ver dat ik ze herken
Aan hun blik en ondanks dat ik
Met de meute roep en ren
Ben ik nog altijd een van hen
Ze lopen bij voorkeur op de kade
Waar de geest van oude schepen hangt
Onderweg van Zanzibar naar Aden
In het oog van de volmaakte storm beland
Drijven naar de kust, onttakeld maar voldaan
Onder verscheurde luchten staan
Met de mannen door de stegen, de roeselende vrouw
De broze euforie van de liefdeswaan
Stille dromers in de stad
Het is van ver dat ik ze herken
Aan hun blik en ondanks dat ik
Met de meute roep en ren
Ben ik nog altijd een van hen
Eens zal de wereld branden
Vanuit de rafelranden
Het begoochelde failliet
En uit het puin van de paleizen
Zal glorieus verrijzen
Mijn allermooiste lied
Stille dromers in de stad
Het is van ver dat ik ze herken
Aan hun blik en ondanks dat ik
Met de meute roep en ren
Ben ik nog altijd een van hen
Een van hen, een van hen